Vlaggen waren en zijn van grote betekenis voor de scheepvaart. Met vlaggen konden de schepen, voor het radiotijdperk, met elkaar communiceren en bekend maken onder welke nationaliteit werd gevaren. Tegenwoordig hebben vlaggen en de wijze van vlaggen, nog steeds een betekenis. Hier vindt u een korte omschrijving van de verschillende vlaggen en het gebruik ervan.
Om te beginnen dienen vlaggen schoon en niet gerafeld te zijn en vrij van het schip en niet in het water te hangen.
Nationale- of natievlag
Aan de vlaggenstok op het hek (achtersteven). Iedere andere vlag is onjuist met uitzondering van de KNZR (gekroonde W) en de KRZM (koninklijke kroon). De vlaggenstok is recht en achterover hellend geplaatst. Liefst in de as van het schip of anders iets naar stuurboord. Een gebogen vlaggenstok wordt alleen gebruikt op het aangehangen roer van ronde en platbodem zeiljachten waarvan helmhout of gaffel ook een gebogen vorm hebben. Deze vlaggenstok wordt dus niet gebruikt op motorboten (ook niet op motorsloepen).
Wanneer: Vanaf 8.00 uur (’s zondags 9.00 uur) tot zonsondergang, maar niet later dan 21.00 uur (zomertijd 22.00 uur). Varend mag van deze tijdregel worden afgeweken.
Clubvlag
In de top van de mast of aan bakboord onder de zaling of want. Bij motorboten zonder mast op de voorsteven. Een clubvlag is een wimpel (gelijkbenige driehoek), met de hijs aan de korte zijde. De hoogte/breedte verhouding is 2:3. Bij meerdere lidmaatschappen voert men geen tweede clubvlag onder de eerste. Doe je mee aan een evenement van een andere vereniging of haven, waarvan je lid bent, dan haal je de eerste standaard weg en hijs je de nieuwe.
Wanneer: dag en nacht als het schip in gebruik is.
Beleefdheidsvlag:
Aan stuurboord onder de 1e zaling. De vlag mag alleen tegelijkertijd met de natievlag gevoerd worden. De beleefdheidsvlag is de vlag van het land waar je op dat moment verblijft. In Nederland is de gewoonte ontstaan om per bezochte provincie een kleine provincievlag te voeren.
Wanneer: overdag en alleen samen met de natievlag.