Beroepsvaart gaat voor groot gaat (meestal) voor klein
Dit zijn meestal schepen langer dan 20 meter. Deze zijn beperkt in hun manoeuvres en kunnen het schip niet snel stilleggen. Blijf uit de buurt en ga er vooral niet voor varen. Een dergelijk schip heeft voor de boeg vaak een dode hoek, waardoor de schipper je niet (goed) kan zien. Als jij zelf de stuurhut niet kunt zien, ziet de schipper jou ook niet!
Stuurboordwal gaat voor
Op een gemarkeerde vaarweg, bijvoorbeeld een vaargeul (rode en groene tonnen) of een natuurlijke vaarweg (rivier/kanaal) gaat degene die strak stuurboordwal aanhoudt, voor.
Zeil gaat voor spier, gaat voor motor
(Kleine) zeilschepen gaan voor op (door spierkracht aangedreven vaartuigen) roeiboten/kano’s, en deze gaan weer voor op (kleine) motor schepen. Dus: zeil gaat voor spier, gaat voor motor.
Motorschepen onderling
Van stuurboord komend gaat voor op open water zonder betonning. Bij tegengestelde koers wijken beide uit naar stuurboord.
Zeilschepen onderling
Stuurboord wijkt voor bakboord. Dit betekent dat degene die zijn zeil aan bakboord heeft staan, voor gaat op degene die zijn zeil aan stuurboord heeft staan.
Loef wijkt voor lij
Deze regel gaat op als zeilschepen elkaar kruisen en het zeil over dezelfde boeg hebben staan. Het schip dat aan de loefkant (waar de wind vandaan komt) ligt t.o.v. het andere schip, moet voorrang verlenen.
Maar boven alles geldt: goed zeemanschap!
Dat betekent dat je te allen tijde een aanvaring moet proberen te voorkomen, ook al heb je voorrang.